Hoe langer ik in het vak zit, hoe minder ik van het hele toonhoutverhaal begrijp. Wat ik er na 25 jaar bassen bouwen over kan vertellen is alleen nog maar mijn eigen mening. Meer is het ook niet: meningen van allerlei mensen die bouwen, omdat die allemaal hun instrumenten op hun eigen manier bouwen.
Maar wat is toonhout ook alweer? Toonhout is hout dat geschikt is om – in mijn geval – een goed klinkende basgitaar van te bouwen. Het kan van over de hele wereld komen, met de meest uiteenlopende exotische namen. En er hangt een soort van magie omheen. Het is dus niet een bepaalde houtsoort, maar meer een soort van kwaliteitsgradatie. Een hele (pseudo)wetenschap en voer voor ellenlange discussies. Een mijn inziens erg overgewaardeerd onderwerp, net zoals het nitrocellulose-verhaal. Het is dan ook geen enkele garantie dat een instrument goed wordt wanneer er toonhout aan te pas komt. Alsof het een of ander wonderhout is of zo. Dat wonder is aan de bouwer en daarmee ook wat toonhout is. Want alle hout kan toonhout zijn, als er maar muziek in zit.
Zo was ik vier jaar geleden bij de plaatselijke houtzagerij voor een aantal meters red cedar. Dit voor de banaalste zaak die je je in deze context kunt bedenken: een paar nieuwe dekstukken op het dak van mijn huis. Die dingen hebben flink te lijden en het is dus zaak om daar het meest geschikte hout voor te gebruiken, in dit geval red cedar. Men zegt dat het niet rot. Het is prachtig hout om te zien, diep goudbruine kleur, geurt naar potloden en sigarenkistjes, heeft een prachtige tekening en is ook nog eens licht van gewicht. En heel erg resonant. Ik schrok er bijna van toen het door mijn handen ging.
Aan de medewerker in kwestie gelijk gevraagd of er ook dikkere stukken op voorraad lagen (een cm of 4, ik dacht gelijk aan basbody’s!). “Ja, ik denk het wel, loop maar even naar de overkant naar de loods en vraag daar maar even,” was het antwoord. En ja, daar vond ik twee flinke stukken die in mijn beleving al jaren op mij lagen te wachten in deze loods naast de Lidl in Winterswijk. Ik heb ze dus maar gekocht, in redelijk hapklare brokken laten zagen, schaven en kantrechten en weggelegd. Vier jaren hebben deze stukken mij aan liggen loeren vanuit een van de houtkasten in mijn atelier. Tijd heelt alle wonden, ook die van de twijfel. Het hout is wel heel erg licht en heel erg zacht, daar hikte ik enigszins tegen aan. Al vier jaar.
Uiteindelijk heb ik het gecombineerd met een favoriet die eigenlijk te zwaar is om een hele body van te maken: essen. En dan niet dat swamp-spul, maar the real deal. Denk aan al die late seventies Fender-bassen, allemaal te zwaar maar een superdikke sound.
Met de juiste afwerking en de stelling dat een muzikant met een goed instrument voorzichtig om zal gaan, heb ik inmiddels mijn tweede red cedar/essen bas gebouwd. Erg resonant en een zalig gewicht. Zo is een ordinair dekstuk dus verworden tot serieus toonhout. Evenals die in 2009 omgewaaide es in Miste, gemeente Winterswijk, waarvan enkele stukken een jaar later op mijn voorraadzolder belandden en uiteindelijk de harde kern van een paar basbody’s werden.
Oorspronkelijk gepubliceerd in: de Bassist.
https://www.debassist.nl/