Ik ben een kind van de seventies. Daar groeide ik op. Ik houd daarom ook van die eenvoudige techniek. Waar alles nog te repareren is als het kapot gaat. Van goede spullen die een randje mogen hebben.
Zodat je zelf ook nog wat te doen hebt. Spullen die je niet de illusie geven dat het allemaal in the pocket is en perfect. Want dat is het toch niet. Dus oude Fender bassen, Ampegs en Acoustics. Wat toen top of the line was, blijkt nu smerig en vuig; precies waar we heden ten dage naar blijven zoeken. Omdat dat het leven verbeeldt in al zijn al-zijn. En het gaat niet over. Nog steeds doe ik veel oude Fender bassen. Vooral Jazzen en Precisions. En met ‘doe’ bedoel ik repareren, restaureren (maar niet té), dateren, alles eigenlijk. Toch inmiddels tot een specialisme uitgegroeid. Eeuwig blijf ik er warm voor lopen, net als vele anderen met mij. En het houdt niet op, blijkbaar. Iedere keer weer als er een binnengebracht wordt. ‘Laat zien!’
En dan die oude amps en kasten. Met buizen. Of juist niet. Dat heeft toch wel wat. Daar kan geen doos vol pedalen wat aan doen. Het is alleen zwaar, lomp. Dikke trafo’s en zware speakers. En alle lichtgewicht setjes ten spijt: voel maar ’ns een ‘fridge’ in je rug douwen (SVT + 8×10) en je weet dat het wel degelijk wat uitmaakt allemaal. Op elk serieus festivalpodium staat er zo’n set klaar voor de bassisten. Geen één die er níet blij van wordt en graag z’n Markbass-setje thuis laat staan. Waren gitaristen maar zo. Maar ja, was er maar zo’n gitaarversterker: al-tijd-goed.
Toch heb ik voor in mijn werkplaats een Glockenklang-set aangeschaft. Dit om een einde te maken aan het tijdrovende testrondje langs diverse geweldige basversterkersets en gewoon in iets wat neutraal maar toch volwaardig is, in te pluggen. Om te horen of je goed bezig bent als bouwer. Hoewel dit dus heel wat anders is als ouwe meuk met karakter, levert deze Deutsche Gründlichkeit ook weer iets moois op. Het is van een dermate hoge kwaliteit dat er een andere wereld voor je open gaat. De deken mag er af, zeg maar. Het is in-the-face-this-is-what-you-are en dat is ook wel weer een eyeopener. In je spel brengt het je op een elegante manier meer bij jezelf. Want je hoort nu álles.
Maar goed, dat terzijde. Door al dat ge-Fender kom ik ook tot interessante inzichten. Iets wat ik natuurlijk allang vind en altijd al loop te verkondigen: het is het hout dat het ’m doet. ‘De klank zit in de plank’, weet u nog? Ooit een column over geschreven. Uiteindelijk is van al die Fender bassen het hout de enige niet-constante factor. Qua vorm en soorten wel natuurlijk, maar qua eigenschappen steeds weer anders. En dan de onderlinge match van body en hals. Net een huwelijk. Het kan vriezen en het kan dooien. En dat is naar mijn idee een van de belangrijke dingen in het werk dat ik doe. Selecteren, selecteren en uitproberen. Verder moet je een beetje handig zijn. En secuur.
Onlangs kocht ik een mooie oudere Fender Roadworn Jazz-hals die afgedankt was wegens ‘niet goed’. Qua klank dan. Naar mijn bescheiden mening zat ie gewoon op de verkeerde body. Verkeerd huwelijk, zeg maar. De hals in kwestie heeft een rondje gemaakt langs drie in aanbouw zijnde Jazz-body’s en met één was er die geweldige match. Intussen is dit koppel getrouwd en vormt een Pink-Shell Roadworn Jazz, die op dit moment even niet van mijn zijde wijkt. Maar ook van deze zal ik weer een keer afscheid moeten nemen. Life’s about choices. •
Oorspronkelijk gepubliceerd in: de Bassist.
https://www.debassist.nl/