Sweet spot(s)

Waarom zitten de pick-ups van een Jazz Bass, een Precision Bass en een Stingray daar waar ze zitten? En wat heeft dat met de veelgenoemde kreet ‘sweet spot’ te maken?

Vragen die regelmatig voorbijkomen en altijd weer eindigen in een discussie. Ik beperk me bij het bespreken van dit onderwerp bewust even tot de drie moedergeluiden der basgitaren. Uiteindelijk worden zij nog steeds voor negentig procent als referentie gebruikt als het over basgeluid gaat. Zo blijft het allemaal tenminste nog een beetje overzichtelijk.

Bij alle drie de bastypes verschilt er niets in de basis. Tussen topkam en brugzadel zijn het identieke bassen. Een body van essen, moerasessen of elzen. Daaraan geschroefd een hals van esdoorn, met een toets van esdoorn of palissander.

Alle drie hebben de bekende mensuur van 34”, een niet echt forse brug en stevige mechanieken. Er zit bovendien zo’n beetje evenveel hout aan. Het grote verschil zit ’m in de vormgeving, en die heeft naar mijn mening geen invloed op de sound.

Smaak
Wat deze drie bassen zo significant in sound laat verschillen, is het type pick-up dat wordt gebruikt en de plaatsing van deze pick-ups. Over de plaatsing en de verschillende elementtypes ga ik in een volgend artikel dieper op in. Eerst die sweet spot.

Zowel de Precision als de Musicman Stingray schijnen hun pick-up op deze plek te hebben. Dat bij deze bassen die plek nogal verschilt, geeft al aan dat het blijkbaar om een kwestie van smaak gaat. Je kunt de sweet spot dus niet uitrekenen of op je bas monteren. Eigenlijk dus een beetje vreemd onderwerp voor een rubriek met de kop ‘techniek’.

Wat ik natuurlijk wel weet (en velen met mij), is dat de plek waar je een snaar aanslaat, een enorm verschil in sound maakt. Van dun, strak, knorrig vlak bij de brug tot diep, zwaar ronkend bij de hals. Dat er een soort van ideale plek moet zijn waar je een goed allround, bassig en toch strak geluid hebt, lijkt dan ook een logische gedachte.

Duimsteun
Die plek is er ook, maar is net als alles aan mode onderhevig. De ontwikkeling van de muziek heeft door de jaren heen zijn invloed gehad op de locatie van deze sweet spot. Bij Fender-bassen werd die decennialang gedicteerd door de plaatsing van een duimsteun. Veel bassisten hebben de destijds gemonteerde elementkappen verwijderd, omdat ze juist boven de pick-up(s) de snaren wilden aanslaan. Toch net iets puntiger. Veel Precision-spelers kiezen het element als duimsteun en hebben zo hun sweet spot gevonden. Pastorius had zijn persoonlijke sweet spot: recht boven het brugelement van zijn ’62 Jazz Bass.

Ondanks alle theorieën en opvattingen blijft het blijkbaar toch een kwestie van smaak en persoonlijke zaken die uiteindelijk door de speler zelf worden bepaald. Daar waar veruit de meeste bassisten hun snaren aanslaan – zo’n beetje tussen het brugelement van de Jazz en de split-coil van de Precision -, plaatste Leo Fender in 1976 een enorme bashumbucker op zijn nieuwste ontwerp, de Music Man Stingray. Een fors element op de ideale plek. Inderdaad: strak, droog, puntig en toch nog lekker bassig. Een duidelijke sweet spot-opvatting, zou ik zeggen.

Meer over de verschillende soorten baspick-ups en hun posities een volgende keer!

Oorspronkelijk gepubliceerd in: de Bassist.
https://www.debassist.nl/